Wat is de betekenis van Mazelen (2)?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mazelen (2)

Mazelen (mazelde, heeft gemazeld), de mazelen hebben; (fig.) die wijn heeft al gepokt en gemazeld, heeft alle onreinheden uitgeworpen; — hij heeft nu gepokt en gemazeld, alle wederwaardigheden meegemaakt.

Gerelateerde zoekopdrachten