Wat is de betekenis van Mannin?

2024-04-29
De Tale Kanaäns woordenboek

J. van Delden (1982)

mannin

vrouw, echtgenote.

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

mannin

vrou (Bybel).

2024-04-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Männin

mannin, vrouw.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mannin

v. (-nen), 1. (bijb.) vrouw: men zal ze mannin heten, omdat zij uit de man genomen is (Gen. 2: 23); 2. manwijf, virago.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mannin

v. manninnen; lit. t., Bijb. vrouw, echtgenote, zie Gen. 2 : 23: en hierom huwde God den man aan zijn mannin; een kloeke mannin.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

mannin

v. (-nen), 1. (bijbels) vrouw; 2. manwijf, virago.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mannin

MANNIN, v. (-nen), (bijb.) vrouw men zal ze mannin heeten, omdat zij uit den man genomen is; (fig.) heldin; (ook) virago.

2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Mannin

Mannin, v. (bijb.) vrouw; (fig.) heldin.