mannin
vrouw, echtgenote.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-nen), 1. (bijb.) vrouw: men zal ze mannin heten, omdat zij uit de man genomen is (Gen. 2: 23); 2. manwijf, virago.
M. J. Koenen's (1937)
v. manninnen; lit. t., Bijb. vrouw, echtgenote, zie Gen. 2 : 23: en hierom huwde God den man aan zijn mannin; een kloeke mannin.
J.H. van Dale (1898)
MANNIN, v. (-nen), (bijb.) vrouw men zal ze mannin heeten, omdat zij uit den man genomen is; (fig.) heldin; (ook) virago.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: