Wat is de betekenis van mankepoot, mankpoot?

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

mankepoot, mankpoot

(19e eeuw) (scheldw.) kreupele. Vgl. Manke* Nelis. • Heb je genoeg, mankpoot? (het Volk, 18/04/1912) • 'Zie es... diê mankepoêt van nen engel!... Da 's zeker iêne die ut den hemel getuimeld es...' (Ernest Claes: De witte. 1920) • En de rabarber die we uitrukten bij Fons Mankepoot. (Paul Koeck: De binnenlandse vija...

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mankepoot, mankpoot

m. en v. (...poten) Plat. persoon die mank gaat.