Wat is de betekenis van Mancha?

2025-07-16
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

mancha

bevlekken, klad, schandvlek, smet, smetten, spikkel, vlak (vlek), vlakken, vlek, vlekken

2025-07-16
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Mancha

f. vlek, bezoedeling, bevuiling; smet, oneer, schande; la Mancha, La Mancha (in Spanje); la Mancha, het Kanaal (tussen Frankrijk en Engeland).

2025-07-16
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Mancha

Mancha (La), het zuidelijk gedeelte van het Spaansche koningrijk Nieuw-Castilië en sedert 1822 het hoofdbestanddeel der naar hare hoofdstad genoemde provincie Ciudad Real, die op 3681/2 geogr. mijl ruim 264000 inwoners telt (1870), ligt tusschen Toledo, Cuenca, Murcia, Jaen, Cordova en Estremadura, ten zuiden van den Siërra Morena, ten zuidoosten v...

2025-07-16
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Mancha

of La Mancha, voormalige prov. van Spanje, vormt tegenwoordig het hoofdbestanddeel der prov. Ciudad-Real.