mallen
mallen - Werkwoord 1. stoeien, gekheid maken mallen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mal
Wiktionary (2019)
mallen - Werkwoord 1. stoeien, gekheid maken mallen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mal
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)
In negatieve vorm uitgezaagde plank waarmee door de stukadoor een lijst wordt getrokken. (Van aaks tot zwei)
Hans Heestermans (1977)
mallen - geslachtsgemeenschap hebben; eig. ‘gekheid maken’. Nog in het Gron. (MOI.EMA 255). Maer, is dat mallen? (Sey Baeyken) mal men noch eensso, en komt doch altemet eens uyt; Je komt soo selde, dallet een mensch schier vergete sou, BURGHOORN, Kluchth. Snorrepypen 1, 16 [1644].Want, hoewel ik tot nog toe niet beproefd had, of het min...
H. Beem (1975)
besnijden; vooral oost-Jiddisch in Nederlands Jiddisch gewoonl. jidschen; zie aldaar; Hebreeuws werkwoordstam met Duitse uitgang.
Van Dale Uitgevers (1950)
(malde, heeft gemald), 1. naar de mal (vorm) bewerken; gemaakte stukken met de mal vergelijken; 2. zich gek aanstellen; gekheid maken; — zonder mallen, zonder gekheid; — (spr.) kallen is mallen en doen is een ding; 3. stoeien: (spr.) van mallen komt vallen.
Jozef Verschueren (1930)
('mallən) (malde, heeft gemald) mal, dwaas doen, dartel stoeien, gekheid maken : zonder -, zonder gekheid.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(malde, heeft gemald), zich gek aanstellen; gekheid maken; stoeien: zonder mallen, zonder gekheid; (spr.) kallen is mallen en doen is een ding.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: