Wat is de betekenis van mak?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

mak

(1913) (stud.) goedaardig. • Makke prof: goedaardig professor. Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mak

mak - Bijvoeglijk naamwoord 1. gedwee, tam, niet wild Het makke dier kon door iedereen met de hand meegevoerd worden. Verwante begrippen gedwee, tam, volgzaam

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

mak

mak - bijvoeglijk naamwoord 1. gewend aan mensen ♢het konijn van Arend is mak 1. zo mak als een schaap/lammetje [erg mak] 2. er gaan veel makke (tamme) schapen in een hok...

2024-04-27
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Mak

Familienaam die teruggaat op een roepnaam: een patroniem. Mak(ke) is een roepnaam die ontstaan is uit een Germaanse naam met het bestanddeel Mark-, zoals Markward of Markolf. Eventueel kan sprake zijn van een metroniem als de vrouwennaam Mak uit Machteld de oorsprong is.

2024-04-27
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Mak

Zie M. H. Romyn.

2024-04-27
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Mak

Mak - zie M. H. Romyn.

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

mak

nie wild nie, gedwee; oorlams (Bantoe).

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mak

adj., nuet, njût, mak; erg —, (van paard), koumak, laemmak; — in het verkeer (van paard), trammak.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)