Wat is de betekenis van major (oudste)?

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

major (oudste)

[Lat.], I. bn., (achter namen) de grotere, oudste; wel scherts, om een uitzondering aan te duiden: een deuk major in iemands reputatie; II. zn., m., 1. de oudste van twee broeders; 2. de hoofdterm in een sluitrede.