maior
maíor, - zie major.
Stephanus Axters (1937)
1. Bvl. nw. Grooter. Oui potest maius, potest el minus, Wie tol iets meer in staat is kan ook iets minders. 2. Zst. nw. Meerderzin. Concedo maiorem, Den meerderzin geven we toe. — Maior transeat, Den meerderen laten we in het midden (DENKLEER).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(propositio maior) (philos.) heet het eerste der twee oordeelen, die als ➝ praemissen in een ➝ syllogisme dienst doen; gewoonlijk wordt hier de term van den grootsten omvang (terminus maior), zijnde het gezegde van de ➝ conclusie, met den ➝ middenterm vergeleken. Lit.: J. Th. Beysens, Logica (31923). F. Sassen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: