Wat is de betekenis van Luilak?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Luilak

Luilak - Zelfstandignaamwoord 1. een folkloristische viering op de zaterdag voor Pinksteren Afgelopen Luilak werd ik weer bruut uit mijn slaap gehouden. Woordherkomst samenstelling van lui en lak Zie ook luilak

2024-04-30
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Luilak

nietsdoener; lui persoon; luiaard. De etymologie van het tweede lid is onzeker maar gedacht wordt aan het Middelnederlandse lac (traag, slap, loom). Denken we daarbij aan laks dan zou het om een tautologie kunnen gaan. De uitgang -lak treffen we ook aan in het scheldwoord vuilak. Sedert ca. Wl. Luilak is ook een (uitstervend) volksvermaak op de z...

2024-04-30
XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Luilak

Luilak, het oude meifeest, het feest van de zaterdagmorgen voor Pinksteren, waarbij iedereen die niet vroeg genoeg opstond om voor dag en dauw ("dauwtrappen") mee te gaan, voor luilak uitgescholden werd en moest trakteren. De Amsterdamse luilak was meer een morgen waarop de jeugd vrij was de bevolking in alle vroegte uit bed te bellen, uit bed te j...

2024-04-30
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Luilak

Traditioneel volksfeest dat in de Zaanstreek (en hier en daar elders, zoals in Amsterdam en Haarlem) nog in sterk afgezwakte vorm vooral door de jeugd wordt gevierd op de zaterdag voor Pinksteren. De kinderen staan vroeg in de morgen op of gaan helemaal niet naar bed en wekken de zogenaamde langslapers op luidruchtige wijze. Vroeger werden daarbij...

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

luilak

luiaard; vrylooprat; geluilak, luier, lui wees.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Luilak

m. en v. (-ken), 1. luiaard ; — (in N.-Holl.) wie het laatst opstaat op de Zaterdag vóór Pinksteren: in N.-Holland moet de luilak op bollen trakteren; 2. Zaterdag vóór Pinksteren.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

luilak

m. en v. luilakken; luiaard; gew. N.-H. lid van een gezin, dat op de Zaterdag vóór Pinksteren het laatste opstaat; Zaterdag vóór Pinksteren, in deze bet. alleen m.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Luilak

(folklore) heet de Zaterdag vóór Pinksteren naar wie dan het langste slaapt. Vroeger moest deze in het gezin op warme bollen met stroop tracteeren, in de werkplaats op slokjes, in de school op „drieduitskorsjes”. Nu nog trekken de jongens er op sommige plaatsen in alle vroegte op uit en plegen moedwil door op de deuren te...