(folklore) heet de Zaterdag vóór Pinksteren naar wie dan het langste slaapt. Vroeger moest deze in het gezin op warme bollen met stroop tracteeren, in de werkplaats op slokjes, in de school op „drieduitskorsjes”. Nu nog trekken de jongens er op sommige plaatsen in alle vroegte op uit en plegen moedwil door op de deuren te slaan, de gesloten deuren vast te binden en viezigheid te hangen aan kloppers of schellen.
Op den door hen rondgeleiden luilak zingen zij spotliedjes. In Zuidlaren heet het kind, dat op Pinkstermaandag het laatst de koeien in de weide brengt: „Nustkoek” (van nusselen, talmen); het wordt ook rondgevoerd door het dorp onder gezang. Plaatselijk heerschen er op of omtrent L. nog verschillende gebruiken.Lit. J. ter Gouw, De Volksvermaken (1871, 221224). Knippenberg.