Wat is de betekenis van looier?

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Looier

m. (-s), 1. die looit; 2. lederbok (Prionus coriarius), een grote kever.

2025-07-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

looier

1) (1880, vero.) (Amsterdam, stud.) iemand die veel luiert of op de boemel gaat; maandagverzuimer. Kijk ook onder looien (1)*. • De knaak van haar man.... en zijn belofte dat hij niet meer met Bram Schuil zou omgaan. Bram Schuil, vertelde gulzig Dien, hiette de gemeenste looier van den Jordaan. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch ep...

2025-07-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

looier

looier - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) een persoon die van de huid van dieren leer maakt Woordherkomst Naamwoord van handeling van looien met het achtervoegsel -er Synoniemen leerlooier

2025-07-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

looier

m. looiers (leerlooier).

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Looier

Looier m. (-s), die looit, leerlooier; — lederbok (prionus coriarius), een groote kever, tot 40 mM. lang.

2025-07-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)