lompen
(1715) (< lompen, slaan, duwen. Vgl. Eng. to get lumps: slaag krijgen) (Amsterdam, Barg.) foppen; bedriegen; respectloos behandelen: 'Laat je niet lompen!' In een 18e eeuws blijspel werd opgetekend: 'Neen, ouwe Cees laet zich niet lompen.' • Die lui laten zich niet lompen; als de een je een pop in de hand stopt, geeft de ander je een achter...