Lomp (1)
Lomp bn. bw. (-er, -st), zwaar, grof, ruw, plomp, onbehouwen, niet net (van vorm of gedaante): lompe schoenen; dat is lomp bewerkt; — groot, log: nijlpaarden zijn lompe, kortpootige dieren, die in de rivieren van Afrika voorkomen, — onbeschaafd, ongemanierd een lompe boer; op eene lompe vraag past een lomp antwoord; zich lomp aanstelle...