Wat is de betekenis van Lomp (1)?

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lomp (1)

Lomp bn. bw. (-er, -st), zwaar, grof, ruw, plomp, onbehouwen, niet net (van vorm of gedaante): lompe schoenen; dat is lomp bewerkt; — groot, log: nijlpaarden zijn lompe, kortpootige dieren, die in de rivieren van Afrika voorkomen, — onbeschaafd, ongemanierd een lompe boer; op eene lompe vraag past een lomp antwoord; zich lomp aanstelle...