Wat is de betekenis van Lok (3)?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lok (3)

Lok v. (-ken), haarlok, haar tot eene krul gevormd: lange, blonde lokken; gouden lokken; de wol van het voorhoofd, den schedel enz. der schapen. LOKJE, o. (-s).