Wat is de betekenis van Loet?

2024-04-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Loet

Zie Lude

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

loet

(de, -en) kuur, nuk, gril, luim - zijn loeten hebben, kuren hebben. Ons madam heeft haar loeten. - LN, 18-02-2001.

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

loet

Kuur, nuk, gril, luim; vooral in ’t mv. in verb. als zijn loeten hebben e.d. - Zie ook de dialectwdb.. Verder maakt Kerze zich geen zorgen. Zij weet genoeg wat men aan de jonkvrouw heeft, en die keert wel terug, wanneer haar loeten zijn uitgevoerd, TEIRLINCK 1952, 2, 257. De meester had wel meer van die loeten. De ene dag scheen hij...

2024-04-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

LOET

Laag, slecht land, bijv. O. van Oudega (Smallingerland). Zie: Fr. Plaknammen 1, 60-61; Schönfeld, Veldnamen, 46.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Loet

s., loete.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Loet

v. (-en), 1. benaming voor verschillende werktuigen, bestaande uit een steel met een breed ijzeren voorstuk, waarmede men schept of krabt; ovenkrabber ; werktuig om slik en vuil van de weg te verwijderen; 2. (Zuidn.) luim, nuk.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

loet

I. v. loeten (gereedschap om mee te krabben, te scheppen): de loet van bakkers, ovenkrabber, om kolen uit de oven te halen; de loet van zoutzieders, houten krabber om het zout uit de pan naar de kanten te halen. II. v. loeten (Z.-N. nuk, gril).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

loet

v. (-en) [~ lat] gereedschap om mee te krabben nl. 1. ovenkrabber. 2. Scheepst. bezem waarmede het schip onder water wordt geschrobd.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

loet

v., (gew.) gril.