leugenachtig
leugenachtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: leu-gen-ach-tig 1. wie je niet kunt vertrouwen ♢ geloof maar niet wat hij zegt, hij is nogal leugenachtig Bijvoeglijk naamwoord: leu-gen-ach-tig ... is leugenachtiger d...
Muiswerk Educatief (2017)
leugenachtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: leu-gen-ach-tig 1. wie je niet kunt vertrouwen ♢ geloof maar niet wat hij zegt, hij is nogal leugenachtig Bijvoeglijk naamwoord: leu-gen-ach-tig ... is leugenachtiger d...
Walter De Clerck (1981)
Van pers.: liegend, onwaarheid sprekend; vooral in de verb. iem. leugenachtig maken, iem. heten liegen, zeggen dat iem. een leugenaar is.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. (Zuidn.) liegend, onwaarheid sprekend: iem. leugenachtig maken, hem tot een leugenaar maken, heten liegen; 2. geneigd tot liegen: leugenachtige en valse geesten; 3. een leugen zijnde, onwaar, vals: leugenachtige praatjes.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (1 dikwijls liegende; 2 onbetrouwbaar, onwaar): 1. een leugenachtig mens; 2. een leugenachtig verhaal.
Jozef Verschueren (1930)
bn. (-er, -st) 1. liegend, gewoon te liegen; een mens. 2. onwaar, onbetrouwbaar: een verhaal.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), 1. liegend, onwaarheid sprekend; 2. een leugen zijnde, onwaar, vals: leugenachtige praatjes.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: