Wat is de betekenis van LEGO?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

LEGO

LEGO - Eigennaam 1. (spel) Speelgoed bestaande uit kleine, gekleurde, plastic blokjes, die aan elkaar verbonden kunnen worden om te bouwen Woordherkomst Afgeleid van de Deense woorden leg and godt

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lego

lego - zelfstandig naamwoord uitspraak: le-go 1. gekleurde plastic bouwstenen met profiel, die op elkaar passen ♢ de kinderen spelen urenlang met lego Zelfstandig naamwoord: le-go de lego

2024-04-27
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

lego

Wat is de herkomst van de merknaam lego? a de Deense plaatsnaam Lego b de Deense woorden lege (‘speel’) en godt (‘goed’) c de ontwerpersnaam Leo Godmund.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Lĕgo

I. (1); 1. afzenden, als gezant zenden; overdr., opdragen, alci negotium, Pl. | legaat maken, tot legaat benoemen ( zie legatus), alqm Caesari, Cic., alqm sibi, zich als legaat nemen, Cic., Sall. 2. bij uiterste wil beschikken, nalaten, vermaken, alci pecuniam, Cic., alci alqd ab alqo, zodat dit legaat door een be...

2024-04-27
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Lego

adj. wereldlijk, leke-; onwetend, onkundig; m. lekebroeder.

2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)