legio
legio - Bijvoeglijk naamwoord 1. talloos ♢ Hij had legio mogelijkheden om zich nuttig te maken.
Wiktionary (2019)
legio - Bijvoeglijk naamwoord 1. talloos ♢ Hij had legio mogelijkheden om zich nuttig te maken.
Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)
Legio, grote menigte (zelfstandig naamwoord); talrijk (bijvoeglijk naamwoord). Dit woord gaat waarschijnlijk terug op een episode in het Nieuwe Testament. In het land der Gerasenen ontmoette Jezus een bezetene. Toen Jezus vroeg hoe zijn naam was, kreeg hij als antwoord: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen’ (Marcus 5:9, NBV); in de Statenv...
Van Dale Uitgevers (1950)
(Lat.), I. zn. o., (ouderw.) zeer grote menigte; II. bn., (alleen praedic.) zeer talrijk, groot in aantal: het aantal fouten is legio.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
ōnis, f. een Romeins legioen (legerafdeling van 4200—6000 man, uit 10 cohorten bestaande, waarbij nog 300 ruiters kwamen). | overdr., corps (van de troepen van andere volken); poët., in ’t alg., een schaar gewapenden, leger; fig., legiones parat, hulpmiddelen, Pl.
M. J. Koenen's (1937)
1. Lat., o. (legioen bet. 1., 2): legio muggen; 2. Lat., bn. (ontelbaar), (g = g).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: