Wat is de betekenis van Legio?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

legio

legio - Bijvoeglijk naamwoord 1. talloos Hij had legio mogelijkheden om zich nuttig te maken.

2024-04-26
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Legio

Legio, grote menigte (zelfstandig naamwoord); talrijk (bijvoeglijk naamwoord). Dit woord gaat waarschijnlijk terug op een episode in het Nieuwe Testament. In het land der Gerasenen ontmoette Jezus een bezetene. Toen Jezus vroeg hoe zijn naam was, kreeg hij als antwoord: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen’ (Marcus 5:9, NBV); in de Statenv...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Legio

[Lat. = legioen, z.a.] grote schare, zeer vele (bijv.: de voorbeelden zijn -).

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Legio

zeer veel

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

legio

ontelbaar.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Legio

een zeer grote menigte

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Legio

(Lat.), I. zn. o., (ouderw.) zeer grote menigte; II. bn., (alleen praedic.) zeer talrijk, groot in aantal: het aantal fouten is legio.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Lĕgĭo

ōnis, f. een Romeins legioen (legerafdeling van 4200—6000 man, uit 10 cohorten bestaande, waarbij nog 300 ruiters kwamen). | overdr., corps (van de troepen van andere volken); poët., in ’t alg., een schaar gewapenden, leger; fig., legiones parat, hulpmiddelen, Pl.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

legio

1. Lat., o. (legioen bet. 1., 2): legio muggen; 2. Lat., bn. (ontelbaar), (g = g).