Lātĭtūdo
ĭnis, f. breedte, verder ook = grootte, ruimte, omvang; brede uitspraak, verborum, Cic.
Prof. Dr. P.H. van Laer (1942)
(Lat.; = breedte, omvang; ook: astronomische of geografische breedte; vert. v. Gr. platos met dezelfde betekenissen). Latitüdo → boreális = noorderbreedte; latitúdo → austrális = zuiderbreedte.
Herman Pinkhof (1923)
(Lat.), breedte; Dislocatio ad latitudinem, verplaatsing in de breedterichting bij beenbreuken.
dr. H. Pinkhof (1923)
(Lat.), breedte; Dislocatio ad latitudinem, verplaatsing in de breedterichting bij beenbreuken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: