Wat is de betekenis van labiaal?

2024-04-30
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

labiaal

Labiaal verwijst naar een klank in de fonetiek, met name een spraakklank waarbij de luchtstroom wordt belemmerd door het contact tussen de onderlip en een ander articulatiepunt in de mond, zoals de boventanden (bijvoorbeeld de klanken "f" en "v") of de bovenlip (bijvoorbeeld de klanken "p" en "b"). Deze klank...

2024-04-30
Orthodontisch woordenboek

Dr. H.J. Remmelink (2022)

Labiaal

Aan de lipzijde.

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

labiaal

labiaal - Zelfstandignaamwoord 1. (taalkunde) met de lippen gevormde medeklinker, lipklank 2. (muziek) deel van orgelpijp labiaal - Bijvoeglijk naamwoord 1. (taalkunde) met de lippen gearticuleerd/gevormd Woordherkomst van het Latijnse 'labium' (lip) met het achtervoegsel -aal Verwante begrippen [1] fon...

2024-04-30
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Labiaal

(bn.), de lippen betreffend.

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Labiaal

[v. MLat. labialis = de lip betreffend, van Lat. labium = lip) I zn 1 lipklank, d.w.z. medeklinker die geheel of voornamelijk met de lippen wordt gevormd. De Ned. medeklinkers b, p en m worden met beide lippen gevormd en heten bilabialen, i.t.t. de medeklinkers f, v en w die labiodentalen heten omd...

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Labiaal

lipklank; orgelpijp met lipwerk

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

labiaal

labiale, met die lip(pe) gevorm; labiale, lipklank.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Labiaal

(<Lat.), I. zn. (...bialen), 1. o., orgelpijp met lipwerk, in tegenst. met een pijp met tongwerk; 2. v., (taalk.) lipletter; II. bn., (taalk.) met de lippen gesproken: labiale klanken.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

labiaal

Fr. labial, Lat. labialis, v. labium = lip, 1. o. labialen (mondstuk aan orgelpijpen); 2. v. labialen (lipklank): de labialen b, p, f, v; 3. bn. (lip...); labiale klanken.