krap
krap - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een kleine maat die nauw sluit ♢ Angelique had een krappe broek gekocht die haar fraaie lichaam accentueerde.
Wiktionary (2019)
krap - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een kleine maat die nauw sluit ♢ Angelique had een krappe broek gekocht die haar fraaie lichaam accentueerde.
Muiswerk Educatief (2017)
krap - bijvoeglijk naamwoord 1. met weinig ruimte van zijkant naar zijkant ♢ die jas is je veel te krap 1. krap bemeten [van geringe afmeting] 2. met weinig speelruimte, bepe...
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
tienpotige skaaldier wat in of by water leef; skraap; gekrap, skrape gee; lelik skryf; skraap waar dit jeuk; iets deur skraping skoonmaak.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., krap; — zeilen, der tsjinoan bekje, hingje, skrael sile, skrael by de wyn lizze; zeer — zeilen, opknipe, opsette.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., eig. de beste soort mee(krap), het poeder van het binnenste der wortelstokken van de meekrapplant, bij uitbr. meekrap in ’t alg.
M. J. Koenen's (1937)
I. v.; gedroogde en fijngemalen meekrapwortel; meekrap; (I = waarsch. II) II. v. krappen; slot, kram aan een boek; varkensrib zonder vet er aan. III. bw. nauw(sluitend); bekrompen; schraal; ter nauwernood: mijn jas zit wat krap, nauw; iem. krap houden. IV. v. krappen; (Z.-N.) (druiven)tros.
Dr. L.M. Metz (1937)
Meekrap. De plant (rubia tinto rum), die vroeger op Schouwen en Duiveland veel geteeld werd en waaruit een roode verfstof werd gemaakt: het kraplak of kraprood. De plant wordt ook wel mede, krapmede genoemd. Thans wordt geen meekrap meer verbouwd. Op Duiveland staan de meestoven, waarin vroeger de meekrap werd gedroogd, ongebruikt.Kraprood werd ver...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: