Wat is de betekenis van Koophandel?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koophandel

koophandel - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) het aankopen en veelal elders voor tegen winst verkopen van goederen In de Gouden Eeuw was de koophandel de drijvende kracht van de welvaart. Woordherkomst samenstelling van koop(werkwoord) en handel

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

koophandel

handel, bedryf deur middel van koop en verkoop.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Koophandel

s., keaphannel.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koophandel

m., handel, het bedrijf van de koopman ; thans alleen in vaste verb. en in hogere stijl: koophandel drijven; — het Wetboek van Koophandel, de codificatie van het Nederlandse handelsrecht voor zoverre dit niet in het Burgerlijk Wetboek is geregeld (1838 ; geheel vernieuwd in 1934); — daden van koophandel, in het oude...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

koophandel

m.; bedrijf door middel van koop en verkoop: koophandel drijven; België: rechtbank van koophandel.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

koophandel

m. handel, bedrijf door middel van koop en verkoop. Tgst. ruilhandel.

2024-04-27
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Koophandel

Koophandel. - Zie voor de rechtsverhoudingen, welke daaruit ontstaan, HANDELSZAKEN.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

koophandel

m., handel, het bedrijf van de koopman; thans alleen in vaste verbindingen en in hogere stijl: — drijven.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Koophandel

Koophandel - zie handel.