Wat is de betekenis van knal?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

knal

1) (1932, vero.) (jeugd.) fijn; leuk; goed. Variant: knalletjes. Een 'knalfuif': een geweldig feest. • George, wat een aangename temperatuur. Gewoon knal. Knal, dolletjes.' (Louis Davids: De Scheveningse zee. 1932) • Daar is ze dol op! Die dooie Moffe, dat vindt ze knalletjes! (Willem van Iependaal: Kluivenduikers doedeldans. 1937)...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knal

knal - Zelfstandignaamwoord 1. een kort, hard en luid geluid als van een ontploffing We hoorden een knal en zagen een rookpluim. knal - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knallen ♢ Ik knal 2. gebiedende wijs van...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

knal

knal - zelfstandig naamwoord 1. geluid van iets dat met kracht ergens uit springt ♢ met een knal vloog de kurk van de fles 1. iemand een knal voor zijn kop geven [hem op zijn hoofd slaan] Zelfstan...

2024-04-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

knal

strafdoublet

2024-04-29
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Knal

Een totaal onverwachte knal zonder eigenlijke explosie (zie ‘Explosie’) schetst onze vruchteloze pogingen in de waaktoestand om bij bepaalde mensen met onze overtuigingskracht succes te hebben.

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

knal

kort, harde geluid soos van ontploffende lug; geknak, knallende geluid maak.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Knal

s., p(l)of.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knal

I. m. (-len), krachtig, plotseling ontstaand, enkelvoudig geluid dat gehoord wordt bij een ontploffing of b.v. bij het plotseling vrij worden van saamgeperste lucht of gas: de knal van een geweer, van een champagnekurk ; II. praedicaatsw. en tw., geweldig, prachtig,reuze (in jonge-meisjestaal): knal, zeg! ; ook in samenst.: knalfui...