Wat is de betekenis van klos?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

klos

1) (19e eeuw) (sold. K.M.A.) gouverneur van de K.M.A. • Klos (De -, (k.m.a.), de Gouverneur der Kon. Mil. Akademie. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) 2) (1936) (Zaanstreek, plat) vrouwelijk schaamdeel. Eigenlijk een term uit de spinnerij: garenspoel, draaiend aan een s...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klos

klos - Zelfstandignaamwoord 1. spoel waaromheen een draad gewonden is Heb je nog een klosje van deze rode draad? 2. het slachtoffer De milieubewuste automobilist is de klos. klos - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoord...

2024-04-28
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Klos

Klos - aan de KMA een leerling die de beste is van zijn klas (vgl. kei). De klos was destijds de gouverneur der Kilacadmon en vandaar ook de aanduiding voor elke hoofdofficier. De uitdrukking de klos zijn = erbij zijn, ergens de schuld van krijgen, was reeds bekend bij leerlingen van de KMA aan het begin van de 2oste eeuw. Waar die uitdrukking va...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klos

klos - zelfstandig naamwoord 1. blokje hout ♢ er moeten klossen onder het bed om het te verhogen 1. de klos zijn [het slachtoffer zijn] Zelfstandig naamwoord: klos de kl...

2024-04-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

klos

(zn) boomstronk LC.

2024-04-28
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

klos

Een correspondent uit Mechelen maakt melding van mijn klos kust ze! Het gaat hier om een uitroep van minachting. Die letterlijke betekenis van klos is ‘teelbal’. Die betekenis is verzwakt tot ‘ga weg, donder op’.

2024-04-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

klos

klos - 1°. Teelbal, balzak; eig. ‘blokje (hout)’. Vier hammen, aan een spit met twee klosjes, 336 Onderscheidene Drink-Conditiën 7 [± 1830].2°. Vagina. Voor deze bet. moet worden uitgegaan van de spinnerijterm klos ‘garenspoel, draaiend om een spil’ (zie dat woord); (Aant. BOEKENOOGEN). Hierbij: klossen,...

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

klos

(de, -sen), klosje (het, -s), houten klos voor garen e.d. - Opm.: Andere, kleinere klossen noemt men een kluwen(tje).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

klos

kwas van wol of sy; rolletjie, tolletjie; (hout)silinder om iets op te wen; spoel; geklos, klos(se) vorm.