Wat is de betekenis van Kleun?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleun

(volkst.) I. tw. om een dreunende slag aan te duiden; II. m., harde slag; (coll.) slaag.

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Kleun

(Barg.) slaag, slag

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleun

(volkstaal) I. tw. om een dreunende slag aan te duiden; II. zn., m. (-en), harde slag; slaag; niets dan kloppen en kleunen.

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

kleun

kleun - (argot), slaag.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kleun

KLEUN, v. Zie KLUUN.

2025-07-17
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Kleun

Kleun, v. zie KLUUN. *-, bw. gel. (ik kleunde, heb gekleund), afrossen, afranselen.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)