Wat is de betekenis van kleinzoon?

2024-04-30
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kleinzoon

mannelijk kleinkind. zoon van de zoon of dochter van iemand; mannelijk kleinkind. Voorbeelden: Hij herinnerde zich maar al te goed de verhalen over de avonturen van zijn grootvader, onder meer met Evita Perron, waarvan de details nooit de kranten haalden, maar waarbij de kleinzoon terdege de oren had gespitst wanneer opa erover verte...

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinzoon

kleinzoon - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) een zoon van iemands kind, een mannelijk kleinkind Woordherkomst uit Frans petit-fils, samenstelling van klein en zoon Verwante begrippen kleinkind, kleindochter, opa, oma, grootouder

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleinzoon

kleinzoon - zelfstandig naamwoord uitspraak: klein-zoon 1. de zoon van je kind ♢ mijn kleinzoon is acht jaar Zelfstandig naamwoord: klein-zoon de kleinzoon de kleinzoons ...

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleinzoon

s., pakesizzer, beppesizzer.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinzoon

m. (-s, ...zonen), zoons- of dochterszoon, mannelijk kleinkind.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleinzoon

m. -s, -zonen (kindszoon).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleinzoon

('klein) m. (...zonen, -s) dochters-, zoonszoon.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleinzoon

m. (-s, -zonen), zoonsof dochterszoon, mannelijk kleinkind.