Kinderlijk , bijv. nmw
bn. en bw. (-er, -st), 1.van of zoals van of bij een kind: een kinderlijke gestalte; (zelfst.) er is iets kinderlijks in zijn bewegingen; 2. passend voor een kind, behorend of gelijk die van een kind: kinderlijke vermaken; (in het bijzonder) argeloos, eenvoudig en oprecht: — vertrouwen; als bw.: — naïef; 3. van een kind ten opzicht...