Wat is de betekenis van kinderlijk?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kinderlijk

kinderlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. overeenkomstig de aard van een kind (kindsheid), zoals een kind is of doet. 2. naïef, onbevangen. Woordherkomst Afgeleid van kind met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -er- of samenstelling van kind en lijk met het invoegsel -er-

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kinderlijk

kinderlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kin-der-lijk 1. argeloos zoals een kind ♢ dat kinderlijke gedrag van haar moet maar eens stoppen 2. van of bij een kind ♢ het kinderlijke gedrag van...

2024-03-29
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

KINDERLIJK

Infantiel, Pueriliteit.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kinderlijk

adj. & adv., bernlik, bernich.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kinderlijk

o. (-en).

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kinderlijk

I. bn. (van een kind; eigen aan, passende aan een kind; overeenkomstig de aard v. e. kind; in gunstige bet.: naïef, oprecht, eenvoudig, onbevangen, onbedorven enz.): kinderlijke plichten; van hart; de kinderlijke leeftijd; kinderlijke liefde nl. tot de ouders; een kinderlijk gebed; als zn. ze had iets kinderlijks; II. bw. (als een kind, meest...

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kinderlijk

('kindərlək) bn. en bw. (-er, -st) 1. van een kind : de -e leeftijd. 2. een kind voegende, eenvoudig, oprecht, openhartig : -e liefde, gehoorzaamheid; naïef, gezind. Syn. → kinderachtig.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kinderlijk

KINDERLIJK, bn. bw. (-er, -st), aan een kind voegende of behoorende; gelijk een kind: eenvoudig, oprecht, openhartig; kinderlijke liefder liefde tot de ouders; kinderlijk gezind, vol onschuldige bedoelingen; zijn kinderlijke plicht. KINDERLIJKHEID, v. eenvoudigheid.