Wat is de betekenis van kier?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kier

1) (1983) (plat) vagina. Syn.: gleuf*, knip*, snee*; spleet*. Heestermans (Erotisch Woordenboek. 1980) vermeldt enkel het werkwoord 'kieren'. Jules Deelder gebruikte het woord in 1991 in zijn ‘kutgedicht', een opsomming (en tevens een ode aan het vrouwelijk geslachtsdeel): O kut O snee O pruim O spleet O gleuf O naad O kier O reet O gat O do...

2024-04-26
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Kier

Vroeger ook in de vorm Keer. De oorsprong is moeilijk vast te stellen.

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kier

kier - Zelfstandignaamwoord 1. een dunne opening De deur staat op een kier. kier - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieren ♢ Ik kier 2. gebiedende wijs van kieren kier! 3....

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kier

kier - zelfstandig naamwoord 1. nauwe opening tussen twee voorwerpen ♢ er kwam tocht door de kier bij het raam 1. de deur staat op een kier [staat een klein stukje open] 2. de d...

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kier

(vulgair) vrouw. Letterlijk: opening, en vandaar een slangterm voor het vrouwelijk geslachtsorgaan. Overdrachtelijk voor de vrouw. Vgl. in dezelfde zin gleuf.Trouwes, ik heb eens een keer ’n zwarte kier genaaid in Oran, daar konden we met de héle compagnie tegelijk wel in rondmarcheren. (Jan Cremer, Ik Jan Cremer, 1964) Kier: vrouw. (...

2024-04-26
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Kier

m Deze naam komt in Fri., Gron. en Dr. voor (bijv. in Vledder), vroeger ook in de vorm Keer. De oorspr. is moeilijk vast te stellen.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kier

s., kier (it), kear (it), tsier (it), skreef; op een —, yn 't tsier.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kier

m. (-en), 1. nauwe opening tussen een niet geheel gesloten deur en de deurstijl: de deur staat op een kier of kiertje, is een klein eindje geopend; — ook wel gezegd van een schuifraam dat een klein eindje opengeschoven is ; ook van niet gesloten gordijnen enz.; 2. reet, spleet: door de kieren van de schutting kijken',...