Wat is de betekenis van Kevie?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kevie

v. (-s), 1. kooi van vlechtwerk, bep. traliekooi voor vogels; in Z.-Nederl. het gewone woord, in het Noorden alleen dicht.; 2. (gew.) etenskas met een getraliede deur; soms: stolp (ook in de vorm kevik); 3. (Zuidn.) bed; 4. uitneembare binnenketel om in een autoclaaf te zetten.

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kevie

1) (1880) (Zaanstreek) rommel; ordeloos huishouden. • Kevie. Rommel, ordeloos huishouden. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880) • (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971) 2) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) bed(stee). Eig. kooi van vogels; mandje waarin hoenders vervoerd worden. ...

2025-07-17
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kevie

[Lat. cavea = lett. hol, van cavus bn = hol, kooi voor dieren] vogelkooi.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kevie

v. -s (vogelkooi); gew., Z.-N.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kevie

('ke:vi) v. (—s) [Lat. cavea, hol] 1. Eig. vogelkooi. 2. Metf. bed ; naar zijn gaan.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kevie

KEVIE, v. (-s), kooi; (gew.) etenskas der boeren met eene getraliede deur; (ook) bed.