kantklos
(1967) (sch.) vrouwelijk geslachtsdeel. • Hoe vaak gaf je hem een nieuwe hamersteel?' 'Zesmaal opnieuw heeft hij mijn kantklos ingewijd en daarna wou hij nogmaals in mijn voorprieel. (J. Weverbergh & E. van Altena: Jij goudgepunte lans. 1967)