Wat is de betekenis van Kantje?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kantje

(2018) (straattaal) kantoor. • (Vivien Waszink & Laura van Eerten: Kids, koffietjes & comfortzone. Waarom taal soms irritant is. 2018)

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kantje

kantje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kant

2024-04-26
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Kantje

Kantje - 'op het kantje rijden': achter elkaar in de wind fietsen op het uiterste gedeelte van de weg. Dit wordt gedaan door die renners die geen plaats vinden in de waaier.

2024-04-26
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

KANTJE

buurtschap in de Noordbrabantse gemeente Nistelrode.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kantje

o., kantwerkje ; boordsel van kant.

2024-04-26
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Kantje

vat haring, inhoudende ca 600 stuks.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kantje

o. kantjes (een ton haring, die na krimping, nog met meer haring moet opgehoogd worden; haringvaatje v. ± 600 stuks).

2024-04-26
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Kantje

vaatje haring, ± 600 stuks.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Kantje

Aan boord gepakt vat haring, naargelang de grootte van den haring 600 tot 1000 stuks inhoudend. 17 kantjes vormen een last. Aan den wal worden de k. overgepakt en van 17 kantjes ongeveer 14 volle maten gemaakt.