kantje
(2018) (straattaal) kantoor. • (Vivien Waszink & Laura van Eerten: Kids, koffietjes & comfortzone. Waarom taal soms irritant is. 2018)
Marc De Coster (2020-2024)
(2018) (straattaal) kantoor. • (Vivien Waszink & Laura van Eerten: Kids, koffietjes & comfortzone. Waarom taal soms irritant is. 2018)
Wiktionary (2019)
kantje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kant
Marc De Coster (2017)
Kantje - 'op het kantje rijden': achter elkaar in de wind fietsen op het uiterste gedeelte van de weg. Dit wordt gedaan door die renners die geen plaats vinden in de waaier.
M. J. Koenen's (1937)
o. kantjes (een ton haring, die na krimping, nog met meer haring moet opgehoogd worden; haringvaatje v. ± 600 stuks).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Aan boord gepakt vat haring, naargelang de grootte van den haring 600 tot 1000 stuks inhoudend. 17 kantjes vormen een last. Aan den wal worden de k. overgepakt en van 17 kantjes ongeveer 14 volle maten gemaakt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: