Wat is de betekenis van kandidaat?

kandidaat - Zelfstandignaamwoord 1. (politiek) iemand die zich verkiesbaar gesteld heeft voor een politiek ambt ♢ De kiescommissie ziet in haar een goede kandidaat. 2. iemand die zich beschikbaar geteld heeft voor een baan of functie ♢ Er waren erg veel kandidate...

kandidaat - zelfstandig naamwoord uitspraak: kan-di-daat 1. wie zich heeft opgegeven om ergens aan mee te doen ♢ wil de eerste kandidaat naar voren komen? 2. wie een bepaalde baan of prijs wil hebben ...

a Het komt van het Spaanse werkwoord candidar, dat ‘zich beschikbaar stellen’ betekent. b Kandidaat is ontstaan uit het Latijnse candidus (‘wit’). Dat betekent letterlijk ‘iemand die wit gekleed is’, dat wil zeggen: iemand die in een witte toga naar een publiek ambt dingt, c Het is afgeleid...

[Lat. candidatus = lett.: de in het wit geklede, van candidus = helder wit, van candere = schitteren; bij de Romeinen moest een persoon die naar een openbaar ambt dong in witte toga gekleed gaan] iem. die naar ambt, betrekking of post dingt; iem. die een examen ondergaat; aanduiding dat bep. examen is afgelegd; kandidaat-notari...

(candidaat) deelnemer; iemand die een examen aflegt; drager van de laagste academische graad (vero.)

I. iemand die voor een bepaalde positie of functie in aanmerking komt of wil komen. De voordracht daartoe wordt kandidaatstelling genoemd. Ook wordt de term gebruikt voor iemand die examen moet doen (examenkandidaat); 2. een graad die men aan de universiteit behaalt nadat men ongeveer de helft van de volledige studie heeft afgelegd. Het kandidaa...

iem. wat hom vir ‘n eksamen aanmeld; aspirant in verkiesing, vir betrekking, amp of lidmaatskap.

...

m. (...daten) [Lat. candidus, wit; in Oud-Rome waren ze in ’t wit gekleed] 1. Eig. dingen naar een ambt of waardigheid: voor de Tweede Kamer; iemand, zich stellen, beschikbaar stellen voor een ambt enz. 2. Metf. [dingen naar een graad] hij die zich aanmeldt voor een eksamen: veel ...daten zijn geslaagd. 3. Metn. akademische graad, lager dan d...