kabas
1) (1860) (Amsterdam, sch.) hoofd. Betekent eigenlijk: draagmand. • Kabas: bij Bilderdijk een enkele maal voor 'hoofd', maar dan wel schertsend. 'Het scheelt hem in zijn kabes. De letterlijke betekenis is 'kabuiskool'. (Jan Stroop: Burgerlijk Amsterdams. In: Honderd jaar stadstaal. 1999) 2) (1937) (Vlaanderen, inf.) achterwerk. ...