Wat is de betekenis van Joodje?

2024-10-04
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

joodje

1) (1915) (inf.) het Joodsch Weekblad: 'het Joodje'. • (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915) p. 30 2) (1926) (inf.) korte, aarden Goudse pijp. • Talrijker nog dan de spreekwijzen, welke met het Jodendom in verband stonden, waren de woorden of woordverbindingen op Joden betrekking h...

2024-10-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Joodje

Joodje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord Jood

2024-10-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Joodje

o. (-s), 1. kleine Jood; 2. korte stenen Goudse pijp : pijp waar een stukje af is; 3. (Barg.) een joodje hebben, niet wijs zijn.