jonkheid
jonkheid - Zelfstandignaamwoord 1. het jong zijn Woordherkomst afgeleid van jong met het achtervoegsel -heid
Wiktionary (2019)
jonkheid - Zelfstandignaamwoord 1. het jong zijn Woordherkomst afgeleid van jong met het achtervoegsel -heid
Walter De Clerck (1981)
Jeugd (als tijdperk); in mijn jonkheid, in mijn jeugd, in mijn jonge tijd. In mijn jonkheid was ik in het boemelen een baas, Gazet v. Antw. 10/7/1977.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. jeugd: dat is de jonkheid, zei besje, en zij sprong over een strootje ; — jonge leeftijd: in de jonkheid ; — iemands jonkheid, ook als dicht, omsclnijving voor zijn persoon; 2. (coll.) jongelui; de jeugd: de dartle jonkheid stoeit; 3. (Zuidn.) jongeling: Jan is nog een eerste jonkheid; ook wel...
M. J. Koenen's (1937)
v. (1 het jong zijn; jeugdige leeftijd, gering jarental; de jeugd; 2 verzamelwoord: jeugd; 3 Z.-N. jonge man of vrouw): 1 de dagen der jonkheid; in de jonkheid; 2 de jonkheid van een dorp; 3 Z.-N. vader is nog als een jonkheid.
Jozef Verschueren (1930)
('jonkheit) v. (...heden) I. Eig, het jong zijn : de dagen, de tijd, de glans der -. II. Metn. 1. tijd van het jong zijn : in de -; de dwalingen, grillen, zonden der -. 2. jonge mannen en meisjes : hoe de zich vermaakte; de wil niet, de ouderdom kan niet. Syn. jeugd.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v. (-heden), 1. jeugdige leeftijd: een eerste opgeschoten jongen of bakvis; 2. genootschap van de ongetrouwde dorpsjeugd tot handhaving van rechten en plichten; het hield geheime zittingen en strafte overtreders (volksgerichten, nog na de Tweede Wereldoorlog in Staphorst).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: