Wat is de betekenis van japon?

2023-10-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

japon

japon - Zelfstandignaamwoord 1. (kleding) lang kledingstuk voor vrouwen Synoniemen jurk

2023-10-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

japon

japon - zelfstandig naamwoord uitspraak: ja-pon 1. kledingstuk voor vrouwen, bestaande uit bovenstuk met vaste rok ♢ de dame droeg een zwarte japon Zelfstandig naamwoord: ja-pon de japon ...

Direct toegang tot alle 15 resultaten over japon?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-01
Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

japon

japon [jurk]. Van dit woord zegt Weiland: ‘de benaming is ontleend van Japan, een Rijk beoosten China, derhalve een kleed in navolging van de Japanners. Vanhier ook japonsch: een japonsche rok, een japonsche, japansche deken.’ Zeker is het dat onze schrijvers ook wel Japon en Japonsch of Japoensch sc...

2023-10-01
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Japon

(uit Fr. jupon, verklw. van jupe = jak, buis, van Arab. ugubba = onderkleed van katoen) 1 vroeger, gemakkelijk gewaad voor in huis voor mannen en vrouwen (kamerjapon); 2 bovenkleed voor vrouwen, jurk.

2023-10-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Japon

s., jûpe, jurk.

2023-10-01
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Japon

Japan; japon, Japans porselein; Japans papier.

2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Japon

v. (-s, -nen), 1. (eert.) gemakkelijk huisgewaad voor mannen, kamerjapon, sjamberloek ; 2. bovenkleding voor vrouwen, bestaande uit lijf en rok van dezelfde stof, uit één stuk: een eenvoudige, een geklede, een zijden japon.

2023-10-01
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Japón

el Japón, m. Japan.

2023-10-01
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Japon

Jurk die aan mode doet.

2023-10-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

japon

v. japonnen, japonnetje (Fr. jupon: vero. benaming van een lang los gewaad, kleed voor mannen en vrouwen; thans: bovenkleding der vrouw, bestaande uit lijf en rok van dezelfde stof); zie huisjapon, nachtjapon.

2023-10-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

japon

(ja'pon) m. (-nen; -netje) [Fr. < Ar. dioebba d. i.] bovenkleed nl. 1. soort van tabbaard voormannen: kamerjapon. 2. bovenkleding der vrouw bestaande uit lijf en rok van dezelfde stof: het meisje in haar lichtblauw -netje.

2023-10-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

japon

m. (-s, -nen), 1. (vroeger) gemakkelijk huisgewaad voor de man, kamerjapon, sjamberloek; 2. bovenkleding voor vrouwen, die bestaat uit lijf en rok van dezelfde stof, uit één stuk: een eenvoudige, een geklede, een zijden -.

2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Japon

JAPON, v. (-s, -nen), vrouwenkleed; huisjapon, japon die de vrouw ’s morgens of 3s avonds in huis draagt. JAPONNETJE, o. (-s).

2023-10-01
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Japon

fransche naam voor Japan.

2023-10-01
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Japon

Japon, m. (-nen), vrouwenkleed; huis-, wijde huisjas (der mannen). *-SCH, bn. een -erok, eene -e deken. *-NETJE, (B. -N), o. (-s).