Wat is de betekenis van inzage?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inzage

inzage - Zelfstandignaamwoord 1. dat je iets mag inzien De vergunningen liggen ter inzage op het stadhuis.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inzage

inzage - zelfstandig naamwoord uitspraak: in-za-ge 1. het bekijken, het inzien ♢ wij vroegen inzage in het kasboek 1. ter inzage hebben [om te bekijken] Zelfstandig naamwoord: ...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inzage

s.; ter —, op bisjen.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inzage

v., het inzien ter kennismaking of kennisneming (van boeken en bescheiden): een boek ter inzage ontvangen; de lijst ligt bij mij ter inzage ; inzage verlenen van de processtukken.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inzage

v. (daad van inzien, alleen in vaste verbindingen); ter inzage liggen, om kennis van de inhoud te nemen; inzage krijgen; inzage verlenen, geven, b.v. van processtukken; bij, na inzage.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inzage

('inza:gə) v. het inzien ; een boek ter medenenemen; ter liggen; iemand van iets geven, verlenen, verschaffen ; van iets krijgen, nemen ; bij, na ervan.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inzage

v./m., het inzien ter kennismaking of kennisneming (van boeken en bescheiden): een boek ter ontvangen; de lijst ligt bij mij ter—; — verlenen van de processtukken.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)