Wat is de betekenis van invoerder?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

invoerder

Het begrip invoerder heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die waren invoert. iemand die voor zijn beroep buitenlandse handelswaar in een land invoert; invoerder van waren; importeur. 2) iemand die gegevens invoert. iemand die voor zijn beroep gegevens in een computer invoert; iemand die gegevens, informatie, data invoert.

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

invoerder

invoerder - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die invoert (uit het buitenland), een importeur Woordherkomst Naamwoord van handeling van invoeren met het achtervoegsel -der Verwante begrippen mannelijke vorm van invoerster

2024-04-27
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

invoerder

importeur De invoerder van de autobouwer PSA Peugeot Citroën in België wil ongeveer een derde van de jobs schrappen. (De Tijd) Wordt beschouwd als een purisme. Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 7

2024-04-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

invoerder

Pur. voor: importeur (van goederen). Exclusief invoerder voor België en Groot Hertogdom Luxemburg van de ie Duitse caravanbouwer, Touring 7/4/1977, p. 26. Invoerder van meubelen in essenhout... zoekt zelfstandige vertegenwoordigers, Gazet v. Antw. 21/4/1977. Er werd vooral rechtstreeks met de invoerder of met de fabrikant onder...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Invoerder

m. (-s), die invoert, hetzij importeur, of: die in gebruik, in zwang brengt.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

invoerder

m. (-s), iemand die invoert, hetzij importeur, of: die in gebruik, in zwang brengt.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Invoerder

INVOERDER, m. (-s), die invoert; inleider; binnenleider; ontwerper, uitvinder, stichter. INVOERSTER, v. (-s).