innig
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Wiktionary (2019)
innig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van binnen gevoeld, intiem, vurig, zeer. ♢ Zij hebben na 25 jaar huwelijk nog steeds een innige en liefdevolle relatie met elkaar. Woordherkomst afgeleid van in (bijwoord) met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
innig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: in-nig 1. dicht bij elkaar ♢ zij zijn innig met elkaar verbonden 1. innig met elkaar omgaan [heel hartelijk en teder] 2. ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), I. bn., 1. bestaand, werkend in iem.’s binnenste : innige hoop, spijt; 2. in de overtr. trap innigst, het meest binnenwaarts gelegen, en vand.: diepst, verborgenst, heimelijkst: het innigst merg (Staring) ; iem.’s innigste, gedachten-; zelfst.: het innigste van haar ziel; 3. diep...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (1 vurig, oprecht; 2 wezenlijk): 1. een innig gebed, innige vriendschap; 2. mijn innige overtuiging; innig geroerd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: