individu
individu - Zelfstandignaamwoord 1. een enkele persoon in het bijzonder ♢ Deze wetgeving is eerder op het individu gericht dan op de massa. 2. met negatieve bijbetekenis persoon ♢ Er liepen een paar twijfelachtige individuen rond.
Wiktionary (2019)
individu - Zelfstandignaamwoord 1. een enkele persoon in het bijzonder ♢ Deze wetgeving is eerder op het individu gericht dan op de massa. 2. met negatieve bijbetekenis persoon ♢ Er liepen een paar twijfelachtige individuen rond.
Muiswerk Educatief (2017)
individu - zelfstandig naamwoord uitspraak: in-di-vi-du 1. afzonderlijke mens ♢ elk individu heeft behoefte aan liefde 1. een duister individu [iemand die er verdacht uitziet] Zelfst...
Direct toegang tot alle 20 resultaten over individu?
Paul Frentrop (2001)
In het midden is het veilig. Daarom ontstaat de kudde. Iedereen trekt naar het midden. De sterksten dwingen de zwakkeren naar de buitenrand. En kuddedieren verwijderen zich instinctief van een individu dat mank loopt of zich anderszins anders gedraagt dan de rest. Zo’n dier trekt immers roofdieren aan.Een echte dictator gebruikt dit laatste m...
Ernst Meyer Camberg (1981).
afzonderlijk wezen. In de natuurgeneeskundige behandeling wordt met reactie en reactievermogen van ieder afzonderlijk wezen ter dege rekening gehouden. De geneesmiddelen en overige behandeling worden zo ingericht dat ze aangepast zijn aan het i. Men kent geen ziekte, maar zieke mensen. In de homeopathie is de aanpassing van de behandeling met medic...
Winkler Prins (1949)
(Lat.) is lett. een wezen, dat niet gedeeld kan worden, zonder zijn eigen aard te verliezen. In deze zin wordt het in de biologie toegepast. In de sociologie is I. de aparte mens, die, al naarmate zijn sociaal gevoel hoger is ontwikkeld, met andere mensen een volmaakter gemeenschap vormt.
Jacon Kramers Jz (1948)
o. 1 ondeelbaar geheel, afzonderlijk, op zich zelf beschouwd wezen, enkeling; 2 heerschap, kerel, (minne) vent. .
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is een voorwerp, dat niet gedeeld kan worden zonder een wezensverandering te ondergaan. Een halve zin is geen zin meer, een half gedicht geen gedicht. Evenzo is een halve bloem geen bloem, een half mens geen mens meer. preken over individuen en individualiteit (het zijn van een individu) kan men dus strikt genomen alleen in een wereldbeschou...
M. J. Koenen's (1937)
o. individuen, individu’s (Fr. [Lat. individuum = eig. ondeelbaar wezen]: ieder mens of persoon op zich zelf; elke begrensde eenheid; enkeling; ong. minne vent, kerel).
Drs. P. Wijkema (1936)
levend wezen, vooral de mens, in zooverre het een eigen aard heeft. Als individu staat de mens in tegenstelling tot het gemeenschappelijke of tot, wat algemeen bij mensen voorkomt.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(Lat. in-dividuum; Gr. a-tomos = het ondeelbare), het numeriek ééne wezen, dat, in tegenstelling met de soort, als zoodanig slechts éénmaal kan worden aangetroffen. ➝ Eenheid en veelheid. Zie ook ➝ Individualisme (1°).
Jozef Verschueren (1930)
(indivi'du) o. (–en, –’s) [Fr. < Lat. individuum] I. 1. een enkel mens, in tegenstelling met het mensdom, de maatschappij enz. Syn. eenling, enkeling. 2. Algm. mens. II. Min. kerel, minne vent : een raar –!.
P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)
De eigenlijke betekenis van dit woord is: een ondeelbaar geheel. In overdrachtelijken zin: een enkel, afzonderlijk, op zichzelf beschouwd wezen, een persoon. Van dit zelfstandig naamwoord afgeleid is het bijvoegelijk naamwoord individueel, d.w.z. eigenaardig, slechts op een bepaald persoon betrekking hebbende.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Individu - (eigenlijk = het ondeelbare) is het afzonderlijke, enkele ding, dat slechts éénmaal in ruimtelijk-tijdelijke en qualitatieve bepaaldheid bestaat, — in ’t bijzonder de enkele, concrete mensch. Het individu, hoewel aan de logische en fysische wetmatigheid onderworpen, behoudt steeds iets irrationeels, iets, dat nooit zonder rest uit het al...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[→Lat. individuum, ongedeeld, ondeelbaar], o., in hogere stijl m. (-en, -s), 1. ondeelbaar, onscheidbaar geheel; ieder mens of dier op zichzelf beschouwd, als een zelfstandig deel van de soort, enkeling, eenling (e): bij bepaalde individuen komt dit voor, maar het is geen kenmerk van de soort; 2. (minachtend) persoon, vent: hij was een raar v...
J. Kramer (1908)
(fr., van lat. individuus, ondeelbaar) het ondeelbare, ondeelbaar geheel; een wezen op zich zelf beschouwd, gewoonlijk een persoon.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel lid van Ensie en geniet van alle voordelen: