Iactŭs
ūs, m. het werpen, slingeren, worp, intra teli iactum, binnen schot, Verg., extra teli iactum, buiten schot, Curt., iactu se dedit in etc., stortte zich in enz., Verg.; overdr., fortuitus iactus vocis, toevallige uitlating, Val. Max. | meton., vangst = de met één trek van het net gevangen vissen; het weggew...