Wat is de betekenis van hurk?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hurk

v. (-en), in de uitdr. op zijn (enz.) hurken zitten, met gebogen knieën zó zitten, dat het achterste op de hielen rust zonder de grond te raken : ga maar op je hurken zitten; het kind zat op zijn harkjes.

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hurk

hurk - Zelfstandignaamwoord 1. een houding waarbij men met gebogen knieën op de onderbenen rust Soms is het lastig weer uit een hurk overeind te komen. 2. (verouderd) een kind zo klein als iemand die op zijn hurken rust Hij was nog maar een hurkje....

2025-07-17
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

hurk

→ hurksalto, hurksprong

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hurk

gehurk, op die hurke sit hurke, op die hurk sit, met gebuigde knieë op die hakke sit.

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hurk

s.; op de -en zitten, op ’e hûk(en) sitte, yn ’e hoksen sitte.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hurk

v. -en; alleen in verbindingen: op zijn (of: de) hurken zitten; zie hurken, hukken.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hurk

v. (-en) alleen in de uitdrukking ; op de of zijn -en zitten, met gebogen knieën zo op de grond zitten, dat het achterste op de hielen rust. Syn. huik.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hurk

m. (-en), in de uitdr.: op zijn hurken zitten, met gebogen knieën zó zitten, dat het achterste op de hielen rust zonder de grond te raken.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hurk

HURK, v. (-en), in de uitdr. op de hurken zitten, met gebogen knieën zóó op den grond zitten, dat het achterste op de hielen rust: ga maar op je hurken zitten; (ook) het kind zat op zijn hurkjes.