Hurk
v. (-en), in de uitdr. op zijn (enz.) hurken zitten, met gebogen knieën zó zitten, dat het achterste op de hielen rust zonder de grond te raken : ga maar op je hurken zitten; het kind zat op zijn harkjes.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), in de uitdr. op zijn (enz.) hurken zitten, met gebogen knieën zó zitten, dat het achterste op de hielen rust zonder de grond te raken : ga maar op je hurken zitten; het kind zat op zijn harkjes.
Wiktionary (2019)
hurk - Zelfstandignaamwoord 1. een houding waarbij men met gebogen knieën op de onderbenen rust ♢ Soms is het lastig weer uit een hurk overeind te komen. 2. (verouderd) een kind zo klein als iemand die op zijn hurken rust ♢ Hij was nog maar een hurkje....
Jozef Verschueren (1930)
v. (-en) alleen in de uitdrukking ; op de of zijn -en zitten, met gebogen knieën zo op de grond zitten, dat het achterste op de hielen rust. Syn. huik.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-en), in de uitdr.: op zijn hurken zitten, met gebogen knieën zó zitten, dat het achterste op de hielen rust zonder de grond te raken.
J.H. van Dale (1898)
HURK, v. (-en), in de uitdr. op de hurken zitten, met gebogen knieën zóó op den grond zitten, dat het achterste op de hielen rust: ga maar op je hurken zitten; (ook) het kind zat op zijn hurkjes.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: