hurk - Zelfstandignaamwoord
1. een houding waarbij men met gebogen knieën op de onderbenen rust
♢ Soms is het lastig weer uit een hurk overeind te komen.
2. (verouderd) een kind zo klein als iemand die op zijn hurken rust
♢ Hij was nog maar een hurkje.
3. (pejoratief) onaangenaam, grof persoon
♢ Wat een hurk van een vent is dat, zeg...
hurk - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hurken
♢ Ik hurk
2. gebiedende wijs van hurken
♢ hurk!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hurken
♢ hurk je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Op zijn hurken zitten.
Een gehurkte houding aannemen.
Synoniemen
[2]: uk
Gepubliceerd op 04-12-2017
hurk
betekenis & definitie