Wat is de betekenis van huisvlieg?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

huisvlieg

vlieg. vlieg met een vrij grote lichaamslengte en vermiljoenrode facetogen, die behoort tot de soort die wij het meest in huis aantreffen, en die wij meestal met de naam vlieg benoemen. Voorbeelden: Verder bevonden zich in de kleurdoos de blinkende vleugels van enkele bromvliegen, die één voor één domweg i...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Huisvlieg

v. (-en), de gewone vlieg (Musea domestica).

2024-04-29
Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Huisvlieg

(Musea domestica) Zuigsnuit aan het uiteinde voorzien van een tweedelig, verbreed zuigkussentje (dippende stempel), die normaal onder de kop teruggeklapt ligt. Ogen van ♂ groot en elkaar bijna rakend, die van ♀ kleiner. Middelste lengteader van de vleugels (= media) aan het einde naar buiten toe uitgebogen. Grondkleur zwartgrijs, flanken geelachtig...

2024-04-29
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Huisvlieg

schadelijk, tweevleuglig insect, over vrijwel de geheele wereld verbreid, legt in rottende stoffen eieren. De h. levert gevaar op v/d mensch, door overbrenging v. ziektekiemen op spijzen en open wonden.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

huisvlieg

('huis) v. (-en) gewone vlieg.

2024-04-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Huisvlieg

Huisvlieg - Musea domestica, een tweevleugelig insect, huisgenoot van den mensch, overal ter wereld bekend en als huisplaag gevreesd, komt vooral in den herfst in huizen; de meesten gaan ’s winters dood; sommigen overwinteren in reten, achter luiken enz. Kleur dofgrijs met zwarte ruiten op het achterlijf en gele buikzijde ; over het borststuk verlo...

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

huisvlieg

v./m. (-en), (ook: kamervlieg), Musea domestica, de gewone vlieg, een tweevleugelig insekt uit de onderorde vliegen (Brachycera), overal ter wereld bekend als huisplaag. (e) De meeste huisvliegen gaan ‘s winters dood; sommige overwinteren. Kleur: dofgrijs met zwarte rui ten op het achterlijf en gele buikzijde; over het borststuk lopen vier z...

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Huisvlieg

HUISVLIEG, v. (-en), de gewone vlieg (musea domestica).