Wat is de betekenis van Huisrecht?

2024-05-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Huisrecht

o., de onschendbaarheid der woning.

2024-05-01
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Huisrecht

Art. 165 der Grondwet waarborgt de onschendbaarheid der woning en verbiedt het binnentreden er van tegen de wil van de bewoner. Slechts de wet kan hierop uitzonderingen maken ten behoeve van ambtsverrichtingen en moet dan de vormen voorschrijven, waaraan de ambtenaar bij de uitoefening van zijn bevoegdheid gebonden is. In tal van wetten, zoals bij...

2024-05-01
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Huisrecht

Huisrecht - zie HUISVREDE.

2024-05-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

huisrecht

o., de onschendbaarheid van de woning; huisvrede.

2024-05-01
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten