Wat is de betekenis van huisbaas?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

huisbaas

Het begrip huisbaas heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand die zijn huis verhuurt. iemand die als eigenaar zijn huis of een deel daarvan verhuurt; eigenaar en verhuurder van een huis (in relatie tot een huurder); huiseigenaar. 2) man die iemand laat inwonen. man bij wie iemand voor geld een kamer bewoont; man bij wie iemand te...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

huisbaas

1) (1914) (Barg.) souteneur (zo genoemd door de prostituées). Syn.: beschermer*; bikker*; boutenbikker*; dikvreter*; Jantje* Soet; kamerverhuurder*; kochel*; kutverhuurder*; kutvreter*; makreel*; mietnasser*; nasjer*; pol*; pooier*; seksbaas*; uitsmijter*; zoeterik*. • Al betaalde dat tuig bij de week en al stond 't kamertje op haar naa...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

huisbaas

huisbaas - Zelfstandignaamwoord 1. eigenaar van een pand dat verhuren|verhuurd wordt Woordherkomst samenstelling van huis en baas

2024-04-27
Jargon & Slang van Prostituees en pooiers

Marc De Coster (2017)

Huisbaas

Huisbaas - in het spraakgebruik van prostituées: de pooier.

2024-04-27
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

huisbaas

huisbaas - Eigenaren of bezitters van stukken grond of huizen die aan anderen worden verpacht of verhuurd.

2024-04-27
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

huisbaas

huisbaas - souteneur.

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

huisbaas

huiseienaar.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Huisbaas

s., hûs- hûsbaes.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)