Wat is de betekenis van hosselaar?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

hosselaar

scharrelaar. iemand die van alles doet om rond te komen; scharrelaar; in negatieve zin ook: iemand die kleine misdaden pleegt om aan geld te komen. Voorbeelden: Een hosselaar is volgens de definitie iemand die alles doet om de touwtjes aan elkaar te knopen. Het woord heeft meestal een criminele connotatie maar bij de groep THC (Tuind...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hosselaar

(1983) (drugs) iemand die hosselt*. • In zijn doorwerkte ketelpak zag Paolo er, in elk geval, veeleer uit als een eerlijk zwoegertje dan als een of andere hosselaar. (Ben Borgart: Levend cargo. 1983) • In scherpe bewoordingen hekelde Fred Derby tijdens de 1-mei-vergadering de nieuwe rijken, de zwarthandelaren en hosselaars die we zelf ma...

2024-04-27
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Hosselaar

Hosselaar - iemand die zich bezighoudt met hosselen. Slang. Want niet de verslaafden, maar de dealers en hosselaars (de tussenhandelaartjes) veroorzaken de onveiligheid op straat. Trouw, 19-12-97

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Hosselaar

iemand die hosselt.

2024-04-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

hosselaar

(de, -s), iemand die hosselt, i.h.b. om aan geld of werk te komen; losse werkman. De mannen die de Lunchroom bezoeken of elkaar daar ontmoeten zijn in vrije beroepen, hosselaars, kunstenaars, verzekeringsagenten enzovoort, naast de arbeiders van Suralco, die nachtshift [zie shift, 2] hebben (Dobru 1968c: 67). - Etym.: Zie hosselen. Vgl. Am. hustler...