Wat is de betekenis van Honden?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

honden

(1991) (jeugd) copuleren, neuken. Zie ook: op z'n hondjes*. • (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991) • (Marnix en Marjan van Lichtenvoorde: Nieuwe woorden van de jaren negentig. 1993)

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

honden

honden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hond Uitdrukkingen en gezegden ♦ met onwillige honden is het slecht hazen vangen met mensen die iets niet willen kun je moeilijk een doel bereiken

2024-04-26
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Honden

een voor de mens zeer belangrijke roofdierenfamilie. Zij hebben stompe nagels, die zij niet kunnen intrekken. Hun reukzin is sterk ontwikkeld. Vos, wolf en jakhals zijn honden. De huishond stamt vooral van de wolf af, bij enige rassen ook van de jakhals. Hij wordt als huis-, hof-, politie-, jacht-, leger- en blindengeleidehond gebruikt. Men ondersc...

2024-04-26
Encyclopedie van het dierenrijk

W.Eigener (1970)

Honden

Familie: Canidae Honden (Canis, Chrysocyon, Cuon, Lycaon, Nyctereutes, Otocyon, Speothos) De wolf is de bekendste en met meerdere lokale rassen tevens de grootste van de hondachtige roofdieren. Ze kunnen een gewicht van 70 kg bereiken. Een wolven-reu die in 1952 uit het oosten naar de Luneburger hei verdwaalde had een schofthoogte van 82 cm, en een...

2024-04-26
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Honden

De hond zoals wij die kennen behoort tot de groep, waarin ook de wolf en de jakhals thuishoren. De hond is reeds langer dan 11.000 jaar huisdier.

2024-04-26
Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Honden

Over onze viervoetige vrienden, de honden, die zo dicht naast ons leven, dat een straat zonder hun vrolijk geblaf en getippel, en — voor de dierenvrienden onder ons — een huiskamer zonder hun gezellige tegenwoordigheid haast ondenkbaar is, — mogen we hier wel even iets meer vertellen. Niemand zal natuurlijk van ons eisen, dat we i...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Honden

HONDEN, in de veroud. uitdr. het zal er honden, er zullen stokslagen vallen.

2024-04-26
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Honden

Honden, ow. gel. enkel in de onbep. wijs; het zal er -, er zullen stokslagen vallen. *-BROOD, o. gmv. zwart -, slecht brood. *-DREK, m. gmv. het uitwerpsel van een hond. *-END, o., -JES, v. mv. (zeew.) stukjes dik touw (voor slagen). * -FOK, m. (zeew.). *-GEBLAF, o. gmv. *-GEK, m. (-ken), dwaze liefhebber van honden, *-HOK, o. (-ken), *-KOT,...