Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Honden

betekenis & definitie

Over onze viervoetige vrienden, de honden, die zo dicht naast ons leven, dat een straat zonder hun vrolijk geblaf en getippel, en — voor de dierenvrienden onder ons — een huiskamer zonder hun gezellige tegenwoordigheid haast ondenkbaar is, — mogen we hier wel even iets meer vertellen.

Niemand zal natuurlijk van ons eisen, dat we in onze Encyclopedie een volledigen cursus zullen geven in de verschillende hondenrassen en in de verzorging en opvoeding van onze kameraadjes.
De vriendschap tussen mens en hond is bijna zo oud als de wereld, men vertelt zelfs, dat in het stenen tijdperk de holbewoners reeds honden hielden.
Hoe de hond eigenlijk ontstaan is, daar zijn de geleerden het nog niet over eens. Sommigen beweren, dat de wolf de stamvader is van het geslacht hond, anderen achten het waarschijnlijk, dat de hond uit het geslacht vos zou zijn ontstaan. Soms ook neemt men aan, dat wolf, jakhals, wilde honden èn onze hond, allen ontstaan zijn uit één gemeenschappelijken voorvader.
Dat de hond in bouw veel met den wolf overeenkomt en zich — b.v. in het hoge Noorden — ook gemakkelijk bij dezen aansluit (denk aan de woeste wolfshonden, waarover je in de boeiende boeken van James Oliver Curwood en Jack London het nodige kunt lezen), weet je allemaal.
Door alle eeuwen heen heeft dus de mens den hond bij zich gehouden als huis- en werkdier. In het gezin van den holbewoner bewees hij goede diensten als waak- en jachthond en werd hij in geval van nood... kalmpjes opgegeten. Later deed hij dienst als trekhond voor het vervoer van zware lasten, als herdershond voor het bewaken van de enorme kudden, als windhond voor het opsporen van het wild, en... als schoothond.
Eigenaardig is, dat er ook reeds in de oudste tijden verschillende rassen bestonden: op oude afbeeldingen uit Egypte komen zowel grote doggen als laagbenige dasachtigen en kleine dwerghondjes voor.
Met die honden-rassen is het trouwens heel eigenaardig gegaan. Toen de techniek zich geweldig uitbreidde en verschillende hondsoorten, b.v. de sterke herdershonden, de waakhonden en de gewone jachthonden niet meer voor een bepaalde taak gebruikt werden, dreigden veel rassen uit te sterven.
Alleen in Engeland zette men het fokken van al die rassen voort, zodat nu de meeste rashonden uit Engeland komen. In de laatste jaren echter wordt ook in ons land weer veel aan de fokkerij van rashonden gedaan en met succes. Er bestaan tal van prachtige, verschillende rassen, zodat nu weer ieder mens, die een hond als kameraad wenst, juist dat soort kan uitkiezen, dat bij hem past. De verschillende rassen hebben dus nog wel degelijk hun reden van bestaan behouden.
Dat de hondenrassen bewaard gebleven zijn, ook nadat de eigenlijke werktaak van den hond geëindigd was, is te danken aan de tentoonstellingen.
De eerste hondententoonstelling is gehouden in 1859 te Newcastle in Engeland, de eerste grote in 1863 te Chelsea, in hetzelfde jaar te Parijs. Nederland volgde in 1872, toen op een landbouwtentoonstelling te Rotterdam ook honden uitkwamen. In 1874 verschenen te Amsterdam reeds 350 rashonden voor het publiek. In 1875 schreef de pas opgerichte jachtvereniging „Nimrod” te Utrecht haar eerste tentoonstelling uit.
En sindsdien is het met de honden-tentoonstellingen steeds drukker en drukker geworden. Engeland spant nog altijd de kroon met minstens twee tentoonstellingen per dag, doch Holland doet tegenwoordig ook flink mee. In Nederland is tweemaal het aantal van duizend honden per expositie overschreden, n.l. eenmaal in het begin dezer eeuw en eenmaal op de eerste Winnertentoonstelling in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam.
De honden worden gekeurd op „punten” en in klassen. Voor ieder ras zijn verschillende kenmerken vastgesteld, waaraan de hond moet voldoen, wil hij voor mededinging en eventueel voor een prijs in aanmerking komen.
Naast het uiterlijk wordt ook het karakter van den hond gekeurd, want het is juist bij rashonden van zo overwegend belang, dat een ras het juiste karakter behoudt.
De raspunten voor de hondenkeuring ontstonden dadelijk bij het opkomen der tentoonstellingen. In 1876 is in ons land het „Nederlands Keuringsboek voor honden” verschenen, waarin al die punten zijn neergelegd.
Hoeveel rassen bestaan er nu wel op de wereld? Dat is niet helemaal met zekerheid te zeggen. De erkende rassen, n.l. die door de leidende kynologische verenigingen — kynologie wil zeggen „hondenkunde” —• in verschillende landen worden erkend, zijn een kleine tweehonderd.
Enkele van de belangrijkste mogen hier volgen. Onder de drijfhonden, de echte jachthonden, die gefokt worden voor de drijfjachten, worden gerekend de bloedhonden, de foxhounds, de beagles, de bassets, de Hannoverse Schweisshund of speurhond, de Beierse bergspeurhond, de Duitse en Oostenrijkse brakken, de dasbrak, enz.
Onder de windhonden, die ook voor de jacht dienst kunnen doen (maar meer snel dan vasthoudend zijn), worden gerekend de greyhound (of Engelse hazewind), de barsoi (of Russische wolfshond), de deerhound of Schotse hertenhond, de Ierse wolfshond, de Afghaanse windhond, de slaughi, de saluki, de whippet.
Tot de honden voor de korte jacht behoren de Ierse setter, de Engelse setter, de Gordon-setter, de pointer, de kortharige en langharige Duitse staande hond, de Weimaraner, de heidewachter, de poedel-pointer, tal van Franse jachthonden, de retriever en de spaniëls.
Tot de aardhonden (oorspronkelijk die honden, die de prooi onder den grond vervolgen) behoren de uit Duitsland afkomstige dashonden en de Engelse terriërs. Hierin heeft men verschillende soorten gefokt, zo b.v. de gladharige en ruwharige dashond en de dwergdashond, de Schotse terrier, de Cairn-terrier, de Skye-terrier, de Border-terrier, de gladharige en draadharige fox-terrier, de Sealyham-terrier (ook kortweg Sealyham genoemd), de black and tan-terrier, de Airedale-terrier en de bullterrier, om maar de bekendste soorten te noemen.
Tot de groep herdershonden behoren de Hollandse, de Duitse, de Belgische herdershond, de Chien de Brie of Briard, de Pyrenese herdershond (groot en klein), drie soorten Hongaarse herdershonden, w.o. de grappige langharige Puli, ook in ons land een bekend hondje, de kortharige collie of Schotse herdershond, de bobtail, de langharige collie, de sheltie, de corgi of herdershond van Wales, de border-collie, de Berner sennenhond, de bouvier of Vlaamse veedrijvershond, de Duitse veedrijvershond of Rottweiler.
Dan volgt nog de groep grote rassen, waartoe o.a. behoren de mastiff, de bull-mastiff, de mâtin of Belgische trekhond, de Bordeaux-dog, de St. Bernhard (langen kortharig), de Leonberger, de Duitse dog, de New Foundlander en de Thibet-hond.
Onder de verdere middelgrote rassen, die tot één groep, worden gerekend zonder bepaald bij elkaar te behoren, vindt men in de eerste plaats de Baalhonden (Husky, Samojeed en Es kimohond), de keeshond, de chowchow, de boxer, de Engelse en Franse bulldog, de Boston-terrier, de poedel, de Dalmatische hond, de Dobermann-pincher, de schnauzer, de smous.
We eindigen met de groep der dameshondjes, waaronder de volgende rassen naar voren komen: Maltezer, Pekingees, Italiaans windhondje, mopshond, griffon, petit Brabançon, vlinderhondje, schipperke, King Charlesspaniel, Chin Chin of Japanse spaniël, dwergpincher, dwergschnauzer, dwerg-kees, Yorkshire terrier, dwerg-black-and-tan-terrier.
Natuurlijk is deze opgave niet helemaal volledig. Wij ontleenden haar aan het prachtige boek „Onze honden” door P. M. C. Toepoel, een boek, geschreven door een echten hondenkenner en bovenal dierenvriend, dat je later, als je zelf misschien een of meer viervoetige kameraden te verzorgen krijgt, maar eens moet raadplegen.